Nederlandse Modelbouw en Luchtvaartsite

Dutch Modelling and Aviation

In Memoriam

Klaas Willem Jonker
(Wilko)
† 30 april 2018

Op maandag 30 april 2018 is Wilko Jonker na een lang ziekbed overleden op de leeftijd van 58 jaar. Hij laat een vrouw en twee kinderen achter. De Nederlandse militaire lichtvaart en plastic modelbouw waren zijn hobby en op deze website heeft hij alle kennis die hij in de vele jaren daarover heeft verzameld gedeeld. Zijn hobby heeft hem tot in de laatste week van zijn leven af kunnen leiden van de voortwoekerende ziekte in zijn lijf. De contacten met andere hobbyisten waren een belangrijkste steun voor hem.

Deze website zal door verschillende mensen zo lang mogelijk in stand worden gehouden, zodat andere liefhebbers kunnen blijven profiteren van uitgebreide inhoud.

Curtiss P-40 Warhawk & Kittyhawk

Curtiss P-40E, Curtiss P-40N in dienst bij ML-KNIL en Curtiss P-40 in dienst bij RNMFS te Jackson.

Curtiss P-40E Warhawk

De Nederlandse regering in ballingschap in 1940 en 1941 naar jachtvliegtuigen om de Militaire Luchtvaart van het KNIL vliegafdelingen te versterken. Ze probeerde onder andere om Curtiss P-40 Warhawks aan te schaffen.

Dit bleek niet mogelijk, omdat de VS deze toestellen zelf hard nodig had en de productiecapaciteit van de vliegtuigfabrieken volop bezet was. Uiteindelijk werd er in Engeland een order geplaatst voor 100 Hawker Hurricanes, die helaas niet meer op tijd geleverd werden.

Zie het verhaal over de ML-KNIL-Hurricanes.

Met het handjevol Warhawks dat op het laatst aan de ML/KNIL werd toegewezen was het als met de Hurricanes. Ze waren eigenlijk bestemd voor de verdediging van Britse gebiedsdelen in Zuid-Oost Azië, Birma in dit geval. Maar door de snelheid waarmee het front onder de Japanse overmacht instortte, kregen ze een andere bestemming en werden naar Java gedirigeerd: 32 vliegklare P-40E's aan boord van de vliegtuigtender Langley en 27 in kratten aan boord van het vrachtschip Seawitch. Beide schepen waren op 22 Februari 1942 vanuit Perth in Australië vertrokken.

Bedreigd transport

Dit transport over zee was zo belangrijk, omdat de aanvoer van versterkingen door de lucht erg moeilijk was geworden. Japan had op 20 Februari Bali veroverd en voerde landingen uit op Timor. Daarmee dreigden ze de verbinding af te snijden tussen Australië en Java. De eilanden werden voor tussenstops gebruikt, onder andere op ferryflights van P-40's van de USAAC (waarvan er al meer dan tien verloren waren gegaan bij een Japanse luchtaanval op Bali en doordat Amerikaanse vliegers op een keer vliegveld Denpassar niet konden vinden!). Een beperkte hoeveelheid Amerikaanse P-40's was al begin februari op Oost-Java gestationeerd en had aan luchtgevechten deelgenomen boven Ngoro en Soerabaja. Op 27 februari naderden de twee transportschepen de Javaanse zuidkust toen ze werden ontdekt en kort daarna aangevallen. De Langley ging daarbij verloren. Het was dezelfde dag waarop de voor de Geallieerden zo fatale slag in de Javazee plaats vond.

Onopvallend einde

De Seawitch kwam op 28 februari behouden aan in Tjilatjap. Vijftien P-40E's werden naar de Technische Dienst in Bandoeng gestuurd en twaalf naar de TD in Tasikmalaja. De toe­stellen werden toebedeeld aan het 605 squadron RAF en de ML/KNIL-afdeling. 1V1.G.IV (ex Curtiss Hawks). De assemblage werd door twee ploegen uitgevoerd, die elkaar om de twaalf uur aflosten. Hierbij werd TD-personeel van de ML/KNIL, grondpersoneel van KNILM en ook een aantal vliegtuigmakers van de MLD ingezet.
Veel is er verder niet bekend over de ML/KNIL Warhawks. Tijdens de Japanse raid op 1 maart op Ngoro zou Vdg.Vl.Wn Van de Vooren zijn afgecheckt op een P-40, wat wel heel snel na aankomst van de ongeassembleerde toestellen is. De Japanse opmars viel niet te stuiten en de vernieling van eigen vliegvelden, haven- en olie-installaties was nu in volle gang, evenals de evacuatie van burger en militair personeel.
De USAAC vertrok op 4 maart met het restant van zijn vliegtuigen van Java. Op 7 maart 1942, een dag voor de capitulatie, kwamen er nog drie Nederlandse Warhawks klaar waarmee enkele vliegers proefvluchten maakten vanaf Andir.
De P-40's werden nog op de avond van de zelfde dag door ML-personeel 'zonder rook en vuur', zoals de opdracht luidde, met behulp van bijlen en voorhamers vernield. Letterlijk een onopvallend einde voor deze kisten, die te laat waren gekomen om nog iets mee uit te kunnen richten.

In MIP (Modelbouw in Plastic) 1979/ nr.3 staat een kort artikel van Jim Maas over de ML/KNIL P-40E's. In het Japanse tijdschrift Koku-Asahi, dat tijdens de oorlog verscheen, was hij een foto, gemaakt in maart 1942, van een ML/KNIL P-40E tegengekomen. Dit toestel is niet afgemonteerd, maar lijkt verder redelijk intact, waaruit blijkt dat het vernietigen 'zonder rook en vuur' niet helemaal afdoende is geweest.

Zie ook ADF serials.com.au voor meer informatie.

Opleiding bij RNMFS te Jackson

Tijdens de Japanse aanvallen waren de opleidingen van ML-KNIL en MLD al uitgeweken naar Australië. Men kreeg uiteindelijk toestemming om in de VS een opleiding te starten op vliegbasis Jackson. Voor de jachtvliegers kon onder andere gebruik gemaakt worden van P-40’s. Van dit type werd een twintigtal geleende toestellen naar Jackson gestuurd. Dit waren verschillende versies, zoals een P-40E, een P-40L en 18 P-40F’s Deze verschilden van elkaar qua motortype, bewapening en uitrusting en bovendien waren ze in slechte staat en vergden veel revisiewerk. Later kwamen er nog eens tien nieuwe Lend-Lease P-40N’s bij. In februari 1944 was de jachtvliegopleiding gereed en werden de toestellen geretourneerd. Inmiddels waren acht van de achttien F’s afgeschreven.

Curtiss P-40N Warhawk bij squadron 120

Dit squadron werd op 10 December 1943 opgericht, kort nadat de eerste lichting jachtvliegers van Jackson in Australië arriveerde. Tussen eind december 1943 en half januari 1944 arriveerden de eerste P-40N’s, registraties C3-500 tot en met C3-523, onder Lend-Lease-voorwaarden te Canberra. Hier werd door de RAAF een trainingsprogramma afgewerkt. Nadat aanvankelijk Batchelor, de thuisbasis van 18e squadron, de bestemming van 120e squadron was, werd dit in maart gewijzigd in Merauke op Nieuw-Guinea.

Voor dit tijd werd de bestemming echter weer aangepast in Potshot, Australië. Gedurende deze twee weken durende detachering verdwaalden de vliegers van C3-524 en C3-527 in een zandstorm en moesten springen. Op 10 April 1944 kon eindelijk worden vertrokken naar vliegveld Mopah, Merauke. Eind April was men zover dat men de taak van een ander P-40 squadron kon overnemen. Na enkele maanden van oefeningen en een enkele onderscheppingsvlucht, kon op 5 juli 1944 de eerste actie worden uitgevoerd. Zes toestellen voerden een aanval uit op Japero, bij Timaka.

De laatste maanden van 1944 en de eerste maanden van 1945 werden geregeld patrouilles gedetacheerd op Noemfoer of Biak, van waaruit als onderdeel van een Australisch P-40 squadron, oorlogsvluchten naar onder meer Vogelkop werden ondernomen. Hierbij werden ook de eerste gevechtsverliezen geleden. Vanaf mei 1945 werden vele, succesvolle aanvalsvluchten op doelen in Vogelkop, Ceram of de Banda-eilanden uitgevierd. Ook hierbij werden verliezen gelden, twee vliegers kwamen om en vier toestellen gingen verloren.
Na beëindiging van de oorlog, bleef het squadron onder RAAF-bevel vallen en bleef gestationeerd op Biak. Men had op dat moment nog 34 Kittyhawks over van de 67 die men gedurende de oorlog had ontvangen. Om politieke redenen werd geen toestemming verleend om naar Java te vertrekken. Aanvankelijk werd nog wat patrouilles gevlogen om de naleving van het bestand te controleren, maar dit was al gauw over.

Curtiss Kittyhawk van 120 Sqn in Nederlands-Indië.
Curtiss P-40N Kittyhawk J-301 van 120 Sqn in Nederlands-Indië.
[Ingesloten foto van BeeldBank NIMH. Klik op de foto voor bestel-informatie]

Na verloop van tijd sloeg de verveling toe en werden, onder andere als tijdverdrijf, de Amerikaanse dumps afgestroopt op zoek naar bruikbaar materiaal. Het RAAF-personeel werd ook gedemobiliseerd en vervangen door oorlogsvrijwilligers en gerepatrieerde, vaak uitgeputte krijgsgevangenen. Eind 1945 wilde men 120e squadron overbrengen naar Balikpapan, waar 18e squadron reeds aanwezig was.
Voor transport van het grondmaterieel was begin December MS Japara gearriveerd, maar deze bleek onvoldoende ruimte te hebben om al het verzamelde materiaal te kunnen vervoeren. Kort na vertrek van de Japara richting Batavia, werd het vertrek van personeel en vliegtuigen toch weer geannuleerd. De Japara kreeg van de Britse autoriteiten geen toestemming om in Batavia te ontschepen. Hierdoor zat het squadron weer zonder grondmaterieel en werd opnieuw begonnen met verzamelen van gedumpt materiaal.
Pas in April 1946 kon het squadron naar Perak bij Soerabaja worden overgebracht, om een Engels squadron af te lossen. De Engelsen waren nu in gevecht geraakt met Indonesische opstandelingen, die vaak werden gesteund door gedeserteerde Japanners Tijdens de overtocht gingen twee toestellen verloren, één door motorstoring en één crashte.
Om een KNIL-bataljon te ondersteunen werd een detachement van drie toestellen op Bali geplaatst.
In oktober werd ’t squadron afgelost door 860e squadron MLD, uitgerust met Fireflies en vertrok het naar Kalibanteng, wel bleef ter overbrugging van de opwerkperiode een patrouille achter tot eind januari.
Vanaf Kalibanteng werden regelmatig patrouilles en ondersteuningsvluchten gemaakt tegen Indonesische opstandelingen. Ook werd deelgenomen aan de Politionele actie van zomer van 1947. De toestellen begonnen nu wel erg oud en versleten de raken en de Technische Dienst had er de handen vol aan. In januari 1948 werd de taak van 120e squadron overgenomen door het 322e squadron, dat was uitgerust met Spitfires.

Verblijf en optreden van het 1e Bataljon Regiment Stoottroepen in Nederlands-Indië. Militairen poseren bij Curtiss P40
Verblijf en optreden van het 1e Bataljon Regiment Stoottroepen in Nederlands-Indië. Militairen poseren bij Curtiss P40 "Kittyhawk" vliegtuigen van de Militaire Luchtvaart van het KNIL op een vliegbasis.
[Ingesloten foto van BeeldBank NIMH. Klik op de foto voor bestel-informatie]

In de loop va 1948 werden een aantal P-40s afgeschreven of gekannibaliseerd. November 1948 was de sterkte van 120e squadron 9 toestellen; het totale bestand P-40’s was 19 stuks, waarvan één bij de PVA (PhotoVerkenningsAfdeling). Gedurende de tweede Politionele Actie tussen 19 December en 5 januari werden een groot aantal vluchten uitgevoerd .In deze periode gingen vier machines verloren. Saillant is dat ondanks het oude materieel er toch de meeste uren werd gevlogen van alle drie jachtvliegsquadrons. Tussen April en juli 1949 werden de Kittyhawks eindelijk vervangen door de lang verwachte Mustangs, eind 1948 waren de eerste conversietrainingen hiervoor al gestart. Na juli 1949 was geen enkele P-40 meer in de boeken te vinden als operationeel toestel.

P-40 Curtiss Kittyhawk van het 120 Squadron NEI.
[Ingesloten foto van BeeldBank NIMH. Klik op de foto voor bestel-informatie]
Curtiss P-40 Kittyhawk van het 120 SQN ML/KNIL, achtergelaten bij Merauke
[Ingesloten foto van BeeldBank NIMH. Klik op de foto voor bestel-informatie]
Het tanken van een P-40 van 120 Squadron op Merauke. Op de luchtinlaat is duidelijk het embleem van het squadron in de vorm van de kop van een snuivende banteng zichtbaar.
[Ingesloten foto van BeeldBank NIMH. Klik op de foto voor bestel-informatie]