Nederlandse Modelbouw en Luchtvaartsite

Dutch Modelling and Aviation

In Memoriam

Klaas Willem Jonker
(Wilko)
† 30 april 2018

Op maandag 30 april 2018 is Wilko Jonker na een lang ziekbed overleden op de leeftijd van 58 jaar. Hij laat een vrouw en twee kinderen achter. De Nederlandse militaire lichtvaart en plastic modelbouw waren zijn hobby en op deze website heeft hij alle kennis die hij in de vele jaren daarover heeft verzameld gedeeld. Zijn hobby heeft hem tot in de laatste week van zijn leven af kunnen leiden van de voortwoekerende ziekte in zijn lijf. De contacten met andere hobbyisten waren een belangrijkste steun voor hem.

Deze website zal door verschillende mensen zo lang mogelijk in stand worden gehouden, zodat andere liefhebbers kunnen blijven profiteren van uitgebreide inhoud.

Lockheed L-12a en 212

Gebruik bij KLu, ML-KNIL en RAF.

Gebruik bij ML-KNIL.

Eind jaren dertig werd de ML-KNIL flink uitgebreid en daardoor was er behoefte aan een meermotorig lesvliegtuig.
Dit toestel moest, naast o.a. dubbele besturing, intrekbaar landingsgestel, ook zijn voorzien van een draaibare mitrailleurkoepel en een uitrusting voor het afwerpen van lichte bommen voor de opleiding van luchtschutters en bommenrichters.
Het toestel kon daarom tevens beperkt operationeel worden ingezet.

Lockheed was in 1938 beginnen met de ontwikkeling van de militaire versie van de Lockheed 12, de Lockheed model 212.
De ML-KNIL was de eerste klant en bestelde op 27 september 1938 12 Lockheed 212-26 trainers.
De eerste Indische 212 , met c/n 212-01 en registratie L201 maakt op 7 maart 1939 de eerste vlucht.
De eerste vijf machines arriveerde in juni te Soerabaja, waar ze werden gemonteerd.
In oktober 1939 werden nog eens vier 212 besteld, deze werden afgeleverd in april 1940, aanduiding was Lockheed 212A-13.

Nadat Nederland was bezet, werd gepoogd om nog meer toestellen te bestellen, echter door onder andere het gebrek aan motoren en door de Amerikaanse aankoopcommissie liep dit beduidend trager dan de eerdere bestellingen.

Op 24 september 1940 werd door de NPC een aanvraag ingediend voor 10 Lockheed 12’s. Deze aanvraag werd in oktober 1940 goedgekeurd, echter zonder de nodige R-985 motoren die men van de Britten moest zien te verkrijgen.
De Britten waren echter niet bereid om de motoren voor deze aanvraag af te staan zodat deze aanvraag in april 1941 werd ingetrokken, voor deze machines waren al registraties L-217 tot en met L-226 gereserveerd.

Op 27 november volgde weer een aanvraag voor 10 Lockheed 212s, die werd goedgekeurd, ditmaal inclusief motoren.
Deze (derde) order voor de Lockheed 212s werd kort daarna omgezet in een order voor Lockheed 12s, omdat de 212 niet meer in productie was.
Een volgende aanvraag op 14 februari 1941 voor 10 Lockheed 12s werd op 9 april dat jaar goedgekeurd, zodat op 6 juni 1941 deze order bij Lockheed werd geplaatst.

De MLD, die van plan was de Douglas Boston aan te schaffen, had ook behoefte aan een meermotorigen trainer, en diende in januari 1941 een verzoek in voor 7 Lockheeds 212 en in februari een verzoek voor nog eens 17 stuks.
De motoren had men wel beschikbaar, de Wright motoren, die oorspronkelijk bestemd waren voor de Fokker T.VIIIw waren in Engeland beland.
Omdat Lockheed de 212 niet meer in productie had, werd de aanvraag omgezet in Lockheed 12.
Beide verzoeken werden afgekeurd omdat Lockheed de handen vol had met opdrachten; er werd wel geadviseerd om 24 Beech AT-11 Kansans aan te vragen. Men beschouwde dit advies als een formele goedkeuring en gaf Beech opdracht voor de levering.
Pas in mei 1941 werd de formele aanvraag ingediend, die prompt werd afgekeurd, omdat ook Beech inmiddels vol zat. Nadat men meldde dat de opdracht inmiddels al bij Beech was geplaatst, werd het verzoek alsnog ingewilligd. Deze toestellen zijn uiteindelijk bij de Royal Netherlands Military Flying School op Jackson gebruikt.

Half augustus 1940 werd het registratie systeem van de ML-KNIL gewijzigd. Het bestond nu uit één of twee letters die de fabrikant aanduidde, dan een cijfer, die de klasse van het toestel aangaf, dus 2 was een overgangsvliegtuig, gevolgd door twee of meer cijfers die het volgnummer aangaven.

De eerste drie Lockheed 12s waren in oktober 1941 gereed, de volgende drie in december 1941 en vier in januari 1942. Inmiddels was de oorlog in Nederlands Indië in volle gang.
Het eerste toestel werd naar Engeland gestuurd, ten behoeve van prins Bernhard, waar het pas in augustus 1942 arriveerde.
Het toestel kreeg RAF serienummer NF753 en nummer PB-2.

De volgende twee toestellen, L2-28 en L2-29 arriveerde slechts enkele weken voor de capitulatie in Java.
De volgende twee toestellen, L2-30 en L2-32 konden niet meer worden uitgeladen en werden doorgestuurd naar Ceylon.
De L2-31, 34, 35 en 36 waren nog onderweg en werden doorgestuurd naar Australië.
Verder werden alle nog uitstaande Nederlandse orders door de Amerikanen in beslag genomen, dus de laatste van de eerste serie van tien plus de tien van de laatste serie.

Toen de RNMFS werd opgericht werden deze toestellen weer vrijgegeven en de L2-36 tot en met L2-46 zijn toen op Jackson gebruikt.

N85 02 20

Lockheed 12, L2-38, in 1985 gefotografeerd in het Militaire Luchtvaart Museum te Soesterberg.

Oorlogsperiode

Op 8 december 1941, brak de oorlog met Japan uit en er werd toen met 9 Lockheed 212s een maritieme verkenningsafdeling opgericht, de 4e afdeling van VliegtuigGroep IV, kortweg 4-VLG-IV.
De bewapening van deze toestellen kwam daarbij goed van pas. Het was in principe mogelijk om ook in de neus een mitrailleur te monteren, maar om onduidelijke redenen is dit nooit goed gelukt.
Het vliegbereik van de toestellen was, met bomlading, koepel uit gedraaid was zo’n 1200 km, voor een patrouillevliegtuig niet echt veel. Dit werd in praktijk opgelost door tussenlandingen op één van verschillende vliegvelden langs de kust.

Op zo’n patrouillevlucht ging op 1 januari 1942 de L-215 verloren.

Eind januari, begin februari werd opdracht gegeven om de vliegeropleidingen vanuit Australië voort te zetten, de vliegtuigen mest men zelf zien te evacueren.
Het was mogelijk om dit met de vliegtuigtender U.S.S. Langley te doen, ware het niet dat deze vlakbij Tjilatjap door de Japanners tot zinken gebracht. Ook kon men extra brandstoftanks in bouwen of benzineblikken meenemen.
Om onduidelijke redenen is dit laatste niet gebeurd.
De toestellen werden "zonder rook en vuur"vernield, in dit geval door de landingsgestel in te trekken.

De circa zes Lockheeds van de Vliegschool werden vernield, dat zelfde geldt voor twee toestellen die bij Depot VliegtuigAfdeling waren ondergebracht, dit waren zeer waarschijnlijk de beide Lockheeds 12, die net uit Amerika waren gearriveerd. Zeker één toestel is door de Japanners gebruikt.

De vaandrig Pelder slaagde er in om met de L201 te vluchten naar Ceylon en dit toestel werd na reparatie doorgestuurd naar Karachi

Van de toestellen die naar Australië werden gedirigeerd, werden de L2-34 en L2-35 aanvankelijk nog gebruikt door de staf van de ML, die naar Australië was geëvacueerd.
De andere twee toestellen, L2-31 en L2-33 werden na aankomst op 22 maart 1944 door de Amerikanen overgenomen. Niet lang daarna werd het meeste in Australië aangekomen ML materieel aan de VS overhandigd, van de Lockheeds bleef alleen de L2-34 in Nederlandse handen.

De twee Lockheeds 12 die naar Ceylon waren doorgestuurd, werden doorgevlogen naar Karachi, waar het Detachement Bangalore was ondergebracht om de North American B-25s op te vangen, waarvan er op dat moment al vijf exemplaren waren gearriveerd.

Periode aan het eind van de oorlog

De nog in de VS aanwezig elf toestellen werd in mei 1942 naar de Royal Netherlands Military Flying School overgevlogen, aanvankelijk hadden deze nog Amerikaanse kentekens.
De toestellen zijn daar gebruikt voor meermotorigen training, navigatie- en telegrafistentraining en ook wel gebruikt voor lichte transportvluchten.

Nadat in maart 1943 de tweede groep was gebrevetteerd, was er voor de toestellen minder te doen. Daar er bij de ML in Australië wel behoefte was aan een dergelijk toestel, werden er in totaal zeven naar Australië gestuurd, de L2-40 was de eerste op 19 maart 1943, de tweede, L2-41 volgde op 20 mei, de laatste in november.

Periode na de oorlog

In Australië was in de loop van 1943 een tweetal transportdiensten gevormd, de ene, NEITSB, Transport Section Brisbane, bestond voornamelijk uit KLM en KNILM bemanningen, die vooral voor de USAAF vlogen en de andere NEITSM, Transport Section Melbourne, was bedoeld voor ML-gebruik.
Deze beschikte over een diversiteit aan toestellen, oude B-25s, Lodestars en de Lockheed 12 L2-35 en na enige tijd ook de toestellen van Jackson.
In 1944 kreeg TSM de squadron status en ging verder als no. 1 NEI Transport Squadron.
De Lockheeds kregen in 1944 een nieuwe registratie L2-100 tot en met L2-107.

De L2-100 (ex L2-35) werd permanent uitgeleend aan 120 squadron op Merauke. Ook enkele van de andere toestellen weren voor kortere of langere tijd aan 120 en 18 squadron uitgeleend.
Ten behoeve van de Australische luchtverkeersleiding werden bovendien Australische burgerregistratie toegekend.
Medio augustus 1945 werd het tot dan onafhankelijke squadron omgezet in 19th squadron NEI van de RAAF, dit was vooral om politieke redenen. De Australische, zeer linkse vakbonden waren sterk gekant tegen terugkeer van de Nederlandse macht in Indonesië en traineerden Nederlandse transporten naar Nederlands-Indië.

In februari 1946 gingen de vijf Lockheeds van het squadron over naar het Vliegbasis Detachement Tjililitan op Java, de L2-106 stond op dat moment al als afgeschreven te boek.

Een aantal werden opgeslagen, in de maart 1948 ging de meermotorigen opleiding van ML goed van start, zodat er toen vijf naar de Vliegschool gingen.
Een zesde toestel, sinds Juli 1947 bij de PVA ingedeeld, kwam daar in mei 1948 nog bij.
De zevende Lockheed was vanaf mei 1947 in gebruik als staf-toestel voor het Luchtvaart Command Java.

In maart 1950 werden de Lockheeds overgedragen aan Indonesië.

Gebruik bij RAF.

De twee Lockheeds 12 die naar Ceylon waren doorgestuurd, werden doorgevlogen naar Karachi, waar het Detachement Bangalore was ondergebracht om de North American B-25s op te vangen, waarvan er op dat moment al vijf exemplaren waren gearriveerd.

Op 12 juni 1942 werden alle machines aan de RAF overgedragen.
De L2-30 kreeg daar RAF-registratie LV761 en werd op 31 augustus 1944 afgevoerd van de sterkte. Het is mogelijk dat dit toestel ook is gebruikt bij de Metropolitan Communications Flight, waaruit later de Dutch Communications Flight ontstond. Dit zou dan voor een zeer korte periode zijn geweest.

De L201, die door Pelder was overgevlogen, kreeg registratie LV762 en werd na een crash op 18 juli 1944 afgeschreven.
De L2-32 werd LV760 en werd na een buiklanding op Kanchrapara op 3 maart 1945 afgeschreven. De registratie was als LV700 op het toestel aangebracht.

Omdat de opleiding bij de Vliegschool op Jackson in oktober 1943 was voltooid, werden de resterende vier in bruikleen gegeven aan de KLM voor het West-Indisch bedrijf op Curaçao, waar er uiteindelijk maar één is gebruikt voor chartervluchten en training, deze kreeg civiele registratie PJ-AKC, de andere toestellen bleven opgeslagen.

Begin 1945 werden deze toestellen naar Engeland gestuurd. Op 7 juli 1944 was daar een luchttransportdienst opgericht.
Deze, bekend als Dutch Communication Flight, was ondergebracht bij de Allied Flight van het RAF Metropolitan Communication Squadron op vliegbasis Hendon.
Al in maart waren de eerste Nederlandse toestellen ondergebracht bij deze Allied FLight, namelijk een Proctor, een Hudson, vier Dominies, een Auster III en de Lockheed 12 PB-2/

De eerste van de vier Lockheeds werd in juni aan de sterkte toegevoegd, de laatste pas in januari 1946.

Gebruik bij KLu.

Eind 1945 verhuisde de DCF van Hendon naar vliegbasis Valkenburg, waar op 17 juni 1946 no 1 Transport Vliegtuig Afdeling, 1 TransVA, werd opgericht met daarin het materieel van de DCF plus nog een aantal Austers.

De Lockheeds hadden in ieder geval op papier gefingeerde RAF-registraties, AX236, BX238, CX245, DX246 en EX753 toegewezen gekregen, maar deze zijn niet altijd aangebracht.

Bijvoorbeeld de L2-45 / CX245 bracht in juni 1945 Prinses Juliana naar Deelen, en voerde toen nog steeds de oorspronkelijke L2-registratie.

De toestellen kregen T-registraties en werden hier vooral gebruikt voor allerlei taken, naast transport ook als doelsleper voor luchtdoelgeschut, bij de T2 en T-3 was daartoe een cabineraam vervangen door een blister.

De overgebleven toestellen, de T3 en T-5 waren inmiddels gecrasht, werden in april 1953 verkocht aan Zweden. De L2-38 is inmiddels alweer jaren te bewonderen in het Militaire Luchtvaart museum te Soesterberg.

Lockheed L-12A schuin rechtsachter.
[Ingesloten foto van BeeldBank NIMH. Klik op de foto voor bestel-informatie]
Museumvliegtuig Lockheed 12A voor een hangaar op Soesterberg vermoedelijk in de jaren tachtig. Twee kolonels poseren voor het toestel. Sinds eind 2014 behoort het vliegtuig tot de collectie van het Nationaal Militair Museum.
[Ingesloten foto van BeeldBank NIMH. Klik op de foto voor bestel-informatie]
Aankomst per vliegtuig van generaal M.P.J.F. Koenig, bevelhebber van de Franse bezettingszone in Duitsland, voor een bezoek aan Nederland in april 1948. Het vliegtuig een Lockheed 12 heeft Nederlandse kentekens en de naam "Utrecht".
[Ingesloten foto van BeeldBank NIMH. Klik op de foto voor bestel-informatie]
Drie Lockheed 12A's op Valkenburg.
[Ingesloten foto van BeeldBank NIMH. Klik op de foto voor bestel-informatie]