Nederlandse Modelbouw en Luchtvaartsite

Dutch Modelling and Aviation

In Memoriam

Klaas Willem Jonker
(Wilko)
† 30 april 2018

Op maandag 30 april 2018 is Wilko Jonker na een lang ziekbed overleden op de leeftijd van 58 jaar. Hij laat een vrouw en twee kinderen achter. De Nederlandse militaire lichtvaart en plastic modelbouw waren zijn hobby en op deze website heeft hij alle kennis die hij in de vele jaren daarover heeft verzameld gedeeld. Zijn hobby heeft hem tot in de laatste week van zijn leven af kunnen leiden van de voortwoekerende ziekte in zijn lijf. De contacten met andere hobbyisten waren een belangrijkste steun voor hem.

Deze website zal door verschillende mensen zo lang mogelijk in stand worden gehouden, zodat andere liefhebbers kunnen blijven profiteren van uitgebreide inhoud.

North American B-25C/D en B-25J/K Mitchell: ML-KNIL

Aanschaf door Netherlands Purchasing Commitee.

In verband met de modernisering en versterking werd de aanschaf van 162 middelzware bommenwerpers voorgesteld om de verouderde Glenn Martin 139 en 166 te vervangen.
Aan het begin van de oorlog was de B-25 nog niet zo gewild, zodat deze toen gemakkelijker kon worden verkregen. Het ML-contract voor de levering van 162 NA-90 B-25C-5’s werd op 30 juni 1941 getekend.

Het geplande afleverschema was als volgt: November 1942 25 stuks
  December 1942 50 stuks
  Januari 1943 80 stuks
  Februari 1943 7 stuks

De productie en aflevering waren gepland na de afwerking van het toen lopende USAAF-contract. Medio augustus 1941 werd op aandringen van de ML een vervroegde leverantie overeengekomen volgens het onderstaande afleverschema:

Maart tot en met september 1942 6 stuks per maand Totaal 42 stuks
Oktober en november 1942 18 stuks per maand Totaal 36 stuks
December 1942 en januari 1943 36 stuks per maand Totaal 72 stuks
Februari 1943 12 stuks per maand Totaal 12 stuks

De USAAF stond dus, in verband met de precaire toestand in Nederlands-Indië uit het eigen contract toestellen af aan de ML, die later uit het ML-contract weer zouden worden teruggenomen. Voor de afleveringsvluchten waren twee routes, namelijk naar India via Afrika en via Hawaï naar Brisbane.

Op MarsEtHistoria kan uitgebreide informatie worden gevonden over de beginperiode van de Indische Mitchells.

 

Detachement te Bangalore (Brits Indië).

Omdat werd gemeld dat via de Afrika-route 20 B-25C's onderweg naar India zouden zijn, gingen begin maart 1942 acht crews vanuit Java naar Bangalore te India: de ploeg stond onder leiding van Wittert van Hoogland en bestond uit zes vliegers, zeven boordmonteurs en zes boordtelegrafisten.
Op 8 maart arriveerde de eerste van acht verzonden Mitchells en op 9 maart waren er vijf toestellen aanwezig, een zesde toestel was onderweg (in Afrika) verongelukt en twee andere kisten waren onderweg te Palm Beach beschadigd.
Alle toestellen waren voorzien van de toen moderne en geheime Norden-bommenrichtapparatuur. De B-25's werden voorzien van een herkenningsletter volgens RAF-voorschrift.(zie bijgaande tabel)

Ml-registratie RAF-letter US-fisc. Year-number
N5-139 R 41-12507
N5-143 K 41-12445
N5-144 C 41-12495
N5-145 B 41-12509
N5-148 M 41-12508

Omdat het om een nieuw concept qua vliegtuig (onder andere neuswiel) ging, rezen er problemen ten aanzien van gereedschap en onderdelen, maar gelukkig kon veel bruikbaar materiaal worden overgenomen van de KLM en werden veel oefenvluchten gevlogen.
Na een demonstratievlucht op 24 maart 1942 met de Britse Air Marshal Sir Peirse (commandant RAF te Brits Indië) kreeg deze het idee om de B-25's in te zetten voor fotoverkenning.

Begin april kwam er bevestiging vanuit Londen om een PRU (Photo Reconnaissance Unit) ten behoeve van de RAF te India te vormen.
Tussen 18 april en 10 mei vertrokken de B-25's naar Karachi, waar ze werden omgebouwd voor camerawerk. Op 3 juli vertrok het Indische detachement per schip naar Fremantle, omdat ze in India niet nodig waren.
De B-25's werden samen met drie Lockheed 212's die ontsnapt waren uit Nederlands-Indië, aan de RAF overgedragen en toegewezen aan het No. 684 Photographic Reconnaissance Squadron in India.
Twee van de B-25-toestellen kregen RAF-registraties MA956 and MA957, de overige drie behielden hun originele ML-registraties N5-144, 145 en 148.

 

Detachement te Australië.

In Australië was aanwezig de groep Boot, bestaande uit 18 vliegers; 7 telegrafisten en 14 monteurs onder leiding van kapitein Boot.
Op 2 maart 1942 arriveerde te Archerfield bij Brisbane het eerste exemplaar van de eerste deelzending van 18 B-25C's van een zending van in totaal 60 stuks.

De eerste 12 B-25's in Australië hadden NEI-nummers en oranje driehoeken, volgens fotomateriaal waren de registraties van deze toestellen N5-120 tot en met N5-131; de B-25’s, die via Brits-Indië zouden komen, zouden de N5-139 tot en met N5-148 zijn.

De tweede deelzending van 24 toestellen arriveerde in maart en april 1942 en ging in z'n geheel naar de USAAF conform een overeenkomst, waarbij er van de nog te leveren 54 B-25's er 18 toestellen naar NEI en 36 stuks, samen met de zes al afgeleverde toestellen, naar de Amerikaanse eenheden zouden gaan.
Op 1 april waren in Australië vijf toestellen van het type B-25C aanwezig, te weten N5-132; N5-134, N5-136, N5-151 en N5-161.
Deze hadden slechts één .303 mitrailleur in neus en twee .50 mitrailleurs in de beide koepels en voerden tevens oranje driehoeken, die al snel werden overgeschilderd met de vlag.
Met moeite werden deze vijf B-25’s voor de ML behouden en waren er in juni nog steeds slechts vijf toestellen; de overige dertien werden voorlopig niet geleverd.
In de loop van Juni 1942 kwam de N5-146 erbij. Deze had bij aankomst te Australië een defect neuswiel, dat eerst gerepareerd moest worden.
Op 4 juni kwam het verzoek om mee te werken aan de opsporing van een Japanse onderzeeër en op 5 juni kwamen twee B-25's van het 18e squadron in actie; de N5-151 bombardeert een Japanse onderzeeër, die daarop zinkt.

In de loop van Juli 1942 werd een omnummering van de toestellen doorgevoerd, waarschijnlijk omdat men, door de deelleveringen het overzicht geheel kwijt was. (zie bijgaande tabel)

Oude registratieNieuwe registratieUS-registratie
N5-132 N5-122 41-12437
N5-134 N5-123 41-12464
N5-136 N5-124 41-12439
N5-151 N5-125 41-12482
N5-161 N5-126 41-12501
N5-146 N5-127 41-12494

Tussen 20-8 en 21-9 vond derde deellevering plaats van de N5-128 tot en met N5-145, een mix van 11 C's en 7 D's. De zes reeds aanwezige toestellen (N5-122 tot en met N5-127) gingen volgens afspraak naar de Amerikanen terug.
De nieuwe toestellen verschilden ten opzichte van de eerste zes toestellen in onder andere .50 inch mitrailleurs in de neus in plaats van .303 inch mitrailleurs en verbeterde geschutskoepels.
De (nieuwe) B-25C's konden extra vleugeltanks (onder de vleugel) meenemen; de geleverde B-25D's konden dit niet.
Grote teleurstelling was de Estoppey D-8, een vrij primitieve, inaccurate bommenrichtapparatuur, in plaats van de geavanceerde Norden D-7-apparatuur, zoals die in de ingeleverde zes toestellen zat.


De actieradius zonder externe tanks was voor de B-25C/D 400 mijl; de actieradius met deze externe tanks was 600 mijl meer.
De N5-131 werd najaar 1942 als proef uitgerust met een kleine bombbaytank van 300 gallon; de bomlading was dan 6 x 100 lbs of 3 x 500 lbs. De proef was succesvol, zodat in november/december 1942 de 300 gallon-tank werd ingebouwd.

In onderstaande tabel staat een en ander op een rijtje ter verduidelijking:

Vliegbereik = 2 x actieradiusvliegbereikType
Normaal 800 mijl C en D
Normaal + bombbay-tank (300 gallon) 1400 mijl C en D
Normaal + bombbay-tank + vleugeltank 2000 mijl C

Tot eind 1942 volgde verder aanvulling met B-25C-10’s en B-25C-15’s. In de praktijk waren er veel problemen met de Bendix-geschutskoepel, die meestal werd verwijderd. Ook werden doorgaans de ontijzingsbalgen van de vleugels en staart verwijderd, daar deze in de (sub)tropische omstandigheden waaronder werd geopereerd, niet nodig waren.
Medio juli 1943 werd de verouderde Estoppey D-8 bommenrichtapparatuur vervangen door de moderne Sperry bommenrichtapparatuur.
Vanaf september 1943 werden acht B-25D-20's door nieuwe piloten van de RNMFS overgevlogen.
Deze toestellen worden door O.G. Ward aangeduid als D-gemodificeerd. Afgaand op fotomateriaal hadden deze zijbewapening in de romp en een staartopstelling met één mitrailleur. De zijbewapening leek sterk op die van de latere B-25H en -J, met het verschil dat de zijopstellingen niet in langsrichting verschoven waren, maar recht tegenover elkaar waren geplaatst, in verband met de opstelling van de rugkoepel.
Bij de -H en -J was de rugkoepel vlak achter de cockpit geplaatst, daardoor ontstond midscheeps meer ruimte voor de zijopstellingen.
Wat de staartopstelling betreft, was dit ook een voorloper van de opstelling, zoals later toegepast bij de B-25H en de B-25J, maar minder uitgebouwd en met slechts één mitrailleur.

Tussen januari en april 1944 arriveerden nog eens 50 B-25D's. Op pagina 21 van 'Squadrons ...' staat een rij B-25D's. Dit waren de laatste B-25's, die door vliegers van RNMFS werden overgevlogen (o.a. N5-193; voorzien van Gremlin-embleem met oranje driehoek).
Deze toestellen waren ook voorzien van de twee single gunpacks tegen de romp. Deze toestellen waren niet allemaal nodig en het ‘overschot’ van circa 20 stuks werd overgedragen aan RAAF: onder andere N5-183 werd A-47-1; N5-187 werd A47-2; etcetera.

In Mei 1943 werd de eerste B-25J-1 afgeleverd: de J-versie had twee .50 inch neusmitrailleurs; twee x .50 mitrailleur in de staartopstelling en twee .50 mitrailleurs in de rugkoepel, die verder naar voren was geplaatst en een twin pack van twee .50 mitrailleurs aan weerszijden van de romp.

Voor wie het allemaal uitgebreid na wil lezen, verwijs ik naar de boeken van O.G. Ward en G.J. Tornij, waarin een uitgebreide registratie- en typelijst is te vinden.

Nauwelijks was de oorlog afgelopen, of de Nederlandse B-25's waren weer in gevecht gewikkeld – nu tegen Indonesische rebellen die onafhankelijkheid van Nederland nastreefden. Door het 18e squadron werden gevechtsacties gevlogen met B-25's, zowel uitgerust met observatie- als met 'strafer'-neuzen.
In de naoorlogse periode werd door verschillende andere Nederlandse eenheden in de Oost met B-25's gevlogen. 16 squadron werd in november 1946 opgericht met 9 B-25J's. Het opereerde vanuit Palembang totdat het in augustus 1948 samengevoegd werd met 18 squadron.

Een conversieschool gebruikte twaalf B-25's vanaf Biak van midden 1946 tot augustus 1948, om zowel voormalige krijgsgevangenen als nieuwe piloten uit Nederland te trainen. Medio 1946 werd een aantal B-25J’s omgebouwd tot strafers.
Rond die tijd was bij de meeste toestellen de bewapening en dan met name de geschutskoepels verwijderd, mede vanwege het gebrek aan reserve-onderdelen. Dit gebrek aan onderdelen werd mede veroorzaakt door het deviezentekort van Nederland en Nederlands-Indië.
Hierdoor mocht per 1 april 1949 met de SB-25 en de B-25 slechts 15 uur per maand worden gevlogen.

De Indonesische Republiek werd op 27 december 1949 formeel uitgeroepen en ‘t 18e Squadron werd medio juni 1950 opgeheven.
Tussen 1945 en 1950 waren 20 toestellen afgeschreven, zodat er in juni 1950 nog 41 kisten aan de AURI (Angkatan Udara Republik Indonesia) konden worden overgedragen.

 

B-25 Strafers ML-KNIL.

Het concept van ‘skip-bombing’ bestond uit het laag aanvliegen en de bommen droppen, die dan als het ware tegen het doel aan stuiterden.
Nadeel van deze methode was het hevige afweervuur van het doel, waartegen de B-25 toen nog weinig tegen in kon brengen. Er ontstond dus behoefte aan een zwaardere voorwaartse bewapening.

B-25C met serienummer 41-12437 werd gebruikt voor testdoeleinden. Omdat bij een bomaanval op lage hoogte (op schepen) de bomrichter niet meer nodig was, kon hier een pakket van vier vaste 0.50-inch mitrailleurs worden geplaatst.
Deze staken door een metalen plaat, die het vlakke glaspaneel van de bomrichter verving. Verder werden vier extra vaste 0.50-inch mitrailleurs geïnstalleerd in externe blisters aan weerszijden van de romp, terwijl ter bescherming tegen het mondingsvuur een metalen plaat tegen de romp werd bevestigd.

Naar aanleiding van een verkenningsvlucht met B-25C N5-133 op 30 maart 1943, waarbij onder meer een luchtgevecht met drie Zeke's werd geleverd en het toestel met vrijwel lege tanks arriveerde, schreef Commandant Fiedeldij een brief over de gebrekkige bewapening en de te lange afstand van de opdrachten.
Hij refereerde onder andere aan een Amerikaans rapport om ten behoeve van het uitvoeren van masthoogte-aanvallen de frontale bewapening versterken, de bodemgeschutskoepel weg te halen ten behoeve van een 300 gallon-tank (afwerpbaar) en een draaibare mitrailleur in de staart en een bom-afwerpmechanisme ten behoeve van de vliegers in de cockpit (nu alleen door waarnemer/bommenrichter in de neus).

Op 7 mei 1943 werd toestemming gegeven om zwaardere bewapening bij vijf machines aan te laten brengen. De N5-129; N5-137; N5-141; N5-143 en N5-145 werden voorzien van vier .50 mitrailleurs in de neus plus twee maal twee .50 mitrailleurs in 'single pack'blisters tegen de romp (onder de cockpit). De bodemgeschutskoepel werd bij deze toestellen verwijderd.
De overige toestellen kregen alleen 2 x 2 .50 mitrailleurs in 'single pack'blisters aan weerszijden tegen de romp (onder de cockpit). Er kwam géén afwerpmechanisme in de cockpit. Na wat aanpassingen werden meer toestellen omgebouwd.
Eind februari 1943 werden te Eagle Farms te Australië, 12 strafers afgeleverd aan het 90th Squadron. Het straferconcept was zo succesvol, dat medio september 1943, 175 B-25C's en D's waren geconverteerd door het depot te Townsville in Australië, waaronder de vijf Nederlands-Indische toestellen. Deze straferversies behaalden een score van 43 %.

Medio 1946 werd een aantal B-25J’s omgebouwd tot strafers. Rond die tijd was bij de meeste toestellen de bewapening en dan met name de geschutskoepels verwijderd, mede vanwege het gebrek aan reserve-onderdelen.
Dit gebrek aan onderdelen werd mede veroorzaakt door het deviezentekort van Nederland en Nederlands-Indië. Hierdoor mocht per 1 April 1949 met de SB-25 en de B-25 slechts 15 uur per maand worden gevlogen.

 

Pamflettenvluchten.

Voor de pamflettenvluchten werden de N5-180 'ADA' en N5-185 'Lienke' vanaf vier augustus 1944 ter beschikking gesteld. De N5-185 moest eerst ter reparatie voor nieuwe neussectie op 24-08-1944 gereed.

De koepels en de zijbewapening werden verwijderd, alleen de neus- en staartmitrailleurs bleven zitten. De ontstane openingen werden afgedicht met speciale aluminium platen.
Binnen in de staart kwam een houten frame ten behoeve van een 184 gallon brandstoftank en verder kwamen er drieëntwintig vier-gallon brandstofblikken aan boord. In de bombbay kwamen twee tanks.
De onderzijde werd grondig gereinigd van teer, olie en stof en met behulp van paint remover kaal gemaakt. De toestellen werden vervolgens geheel gepoetst.
Verder werden er voor de goede herkenbaarheid als Nederlandse toestellen grote vlaggen op de onderzijde van de vleugel en op de romp aangebracht. Voor de eerste vlucht werd op neus de bestemming en de route geschilderd.
De eerste vlucht vond plaats op 23 september 1944 naar Batavia met de N5-180 (42-3454) en om 0.05 uur (24-09-1944) de N5-185 naar Bandoeng. De N5-180 werd na één vlucht buiten dienst gesteld.
De N5-185 maakte op 28-01-1945 en 30-1-1945 nog pamflettenvluchten naar Soerabaja, Madioen respectievelijk Tjilililatan.

 

Transportkisten.

PEP: Op 1 september 1943 vond de oprichting van de NEI Aircraft and Personnell Pool (NEI-APP), Personell and Equipment Pool (PEP) plaats, ten behoeve van de personeels- en materieelvoorziening van het 18e en het 120e squadron. Deze eenheid vormde dus een soort reserve van materieel o.a. P-40's en B-25's en ook van personeel.

NEITS: De taak van NEITS was de bevoorrading van 18eEn 19e squadron. In januari 1944 werd de NEI Transport Section Melbourne opgericht met als uitrusting Lodestars en gestripte B-25's.
De N5-128; N5-129; N5-134; N5-142 en N5-143 waren al als TB-25 bij 18e squadron in gebruik en gingen medio september 1943 naar het nr. 2 NEITS.
De Sectie Melbourne kreeg medio september 1944 status van squadron gekregen: No 1 NEI Transport Squadron. De Sectie Brisbane werd No.2 NEI Transport Squadron met als uitrusting 3 x Lodestar en 5 x TB-25's. Op 7 november 1944 werd beiden samengevoegd tot No 1
NEITS. Op 1 november 1946 werd te Tjililitan 20e squadron opgericht. Het squadron had toen als uitrusting 11 TB-25's.

Tot de uitrusting behoorden onder meer N5-131; N5-138; N5-146; N5-149; N5-142; N5-160; N5-164; N5-173; N5-223; N5-237; N5-239; N5-240; N5-248; N5-250 en N5-261. Toen mei 1948 de C-47's arriveerden, werden de nog in gebruik zijnde TB-25’s afgestoten.

Op 15 augustus 1945 ging de nr. 1 NEITS op in het toen opgerichte 19e squadron. De sterkte van het 19e squadron bestond aanvankelijk uit de TB-25D's N5-188; N5-208 en de N5-209 plus een aantal C-47's.
Medio oktober 1945 kwamen zeventien C-47's aan, waarvan er tien in dienst werden genomen. De oude TB-25's werden toen waarschijnlijk buiten dienst gesteld. Bij de opheffing van het 19e squadron op 1 april 1948 ging het materieel over naar het 20e squadron.

Op 1 februari 1946 volgde de oprichting van de VTG = Vliegtuig Transport Groep. Hierin werden opgenomen het 19e squadron en de transportvliegtuigen van 18e squadron en onderdelen van de MLD. De VTG was in feite het uitvoerend orgaan van de NIGAT (Netherlands Indies Government Air Transport).
Vanaf 15 augustus 1946 werd een 'civiele' call-sign aan nr 1 NEITS toegewezen. Bijvoorbeeld de N5-129 -> VH-RDC in 12" hoog op kielvlak in wit op donkere achtergrond respectievelijk in zwart op bare metal (lichte) achtergrond. (Zie pagina 185 van Camouflage en Kentekens).

RAPWI (= Recovery of Allied Prisoners of War and Internees), opgericht in opdracht van Mountbatten medio januari 1945. Het doel was de verzorging van de geallieerde krijgsgevangenen en burger-geïnterneerden die waren bevrijd uit de kampen.
De RAPWI-vliegdienst had in uiteenlopende vliegtuigtypen in gebruik: twee Japanse DC-3’s; 10 Soren tweemotorige transportkisten en circa vijftien eenmotorige Japanse trainingsvliegtuigen en tweedekkers en tevens een drietal TB-25's, onder andere N5-129.
Het voordeel van het gebruik van de Japanse toestellen was dat nu de nog in soms ruime mate aanwezige Japanse brandstofvoorraden konden worden opgebruikt.

 

PVA. (PhotoVerkenningAfdeeling).

Tijdens de oorlog werd reeds begonnen met fotoverkenning bij het 18e squadron In een B-25 werd een ‘camera-bay’ geïnstalleerd bestaande uit een ‘cardanische’ opgehangen camera boven een luik in de romp.
Verder een driftmeter met een intervalometer om de opnamecyclus in te kunnen stellen. Verder werden twee opklapbare zijruiten voor het maken van ‘overboord’-foto’s gemaakt. De opnamen werden vanuit de zijramen of uit de blisters gemaakt.
Een mooie foto hiervan staat op pagina 141 in ‘Van Glenn Martins en Mustangs’ van Hugo Hooftman en op pagina 18, 40 en 43 van het boek van Gerben Tornij.

Hiermee werd veel ervaring opgedaan en op 10 november 1945 kon in Batavia het kantoor Fotodienst worden opgezet. Later werd op 1 juni 1946, na de reorganisatie van de ML onder andere een Fotosectie te Andir opgericht, echter zonder vliegtuigen en fotomateriaal.

Pas later in 1946 konden twee B-25’s in Australië worden opgehaald. Deze toestellen waren daar verbouwd tot FB-25 fotoverkenner.
De FB-25's waren voorzien van verticale Fairchild K17 camera’s met vier soorten lenzen en Fairchild K-20 handcamera’s. Op 1 januari 1947 werd officieel de PVA opgericht met als voornaamste opdrachtgever de topografische dienst en de ML. Eind 1947 beschikte de PVA over vijf FB-25’s, twee Mustangs en vijf Piper Cubs.
De FB-25 voldeed goed tot hoogten van 1000 voet. Hoger was het moeilijk om goede opnamen te maken. Op 1 maart 1950 viel het doek voor de PVA.

 

Royal Netherlands Military Flying School te Jackson.

De eerste B-25 operationele trainingsfase zou in februari 1943 beginnen en tegen eind november 1942 werden dan ook tien B-25C's afgeleverd aan de RNMFS om de conversie van de instructeurs aan te kunnen vangen.
De eerste B-25's kwamen - bij puur toeval - uit de oorspronkelijke bestelling van 162 voor de ML van het KNIL, die door de USAAF was overgenomen, na de capitulatie van Nederlands-Indië.
Bij aankomst van deze vliegtuigen, bleek dat de machines niet de vereiste bedrading hadden voor het Sperry-bombsight zodat ze terug moesten naar de N.A. fabriek nabij Kansas City, voor een modificatie. Het eerste toestel vergde één week werk, hetgeen te lang werd geacht door de RNMFS, zodat de rest in eigen beheer op Jackson werd gemodificeerd, maar medio april 1943 waren er nog slechts vier gereed met een Sperry-uitrusting.

Nogmaals tien B-25's werden aangevraagd, waarvoor vijf B-25's type D en vijf B-25's type C werden geleverd in april en mei 1943. Deze hadden de Sperry-bombsights reeds ingebouwd, waardoor de operationele training goed op gang kon komen.
In oktober 1943 werden nogmaals tien B-25's gevraagd om het programma op tijd te kunnen afwerken, aangezien door de noodzakelijke technische inspecties en onderhoud niet voldoende vliegtuigen in bedrijf konden worden gehouden.
Deze aangevraagde vliegtuigen werden, omdat de tijd drong, niet via een officiële Lend-Lease aanvraag verkregen, maar werden op een leenbasis via het AAFFTC in gebruik gegeven. Het waren B-25's type G, bewapend met een 75 mm kanon in de neus. Deze bleven, in tegenstelling tot de eerste twintig B-25's die Nederlands eigendom waren en dus de rood-wit-blauwe nationaliteitstekens op de romp en vleugels voerden, eigendom van de USAAF.

Eén B-25D en een B-25G gingen verloren bij de RNMFS en bij het sluiten van de school werden de overgebleven toestellen als 'Reverse Lend-Lease' teruggegeven aan de USAAF.
Bij de teruggave van de B-25's rezen wat problemen met de financiële afwerking van de lening, aangezien er geen officiële afspraak was gemaakt over de voorwaarden waarop deze was geschied, maar veel werk werd er niet van gemaakt om dit uit te zoeken.

Het boek ‘The Royal Netherlands Military Flying School 1942 – 1944’ van O.G. Ward, P.C. Boer en G.J. Casius biedt een uitgebreid overzicht van het wel en wee van de RNMFS.

 

Na-oorlogse acties.

Nauwelijks was de oorlog afgelopen, of de Nederlandse B-25's waren weer in gevecht gewikkeld – nu tegen Indonesische rebellen die onafhankelijkheid van Nederland nastreefden. Door het 18e squadron werden gevechtsacties gevlogen met B-25's, zowel uitgerust met observatie- als met 'strafer'-neuzen.
In de naoorlogse periode werd door verschillende andere Nederlandse eenheden in de Oost met B-25's gevlogen. 16 squadron werd in november 1946 opgericht met 9 B-25J's. Het opereerde vanuit Palembang totdat het in augustus 1948 samengevoegd werd met 18 squadron.

Een conversieschool gebruikte twaalf B-25's vanaf Biak van midden 1946 tot augustus 1948, om zowel voormalige krijgsgevangenen als nieuwe piloten uit Nederland te trainen. Medio 1946 werd een aantal B-25J’s omgebouwd tot strafers.
Rond die tijd was bij de meeste toestellen de bewapening en dan met name de geschutskoepels verwijderd, mede vanwege het gebrek aan reserve-onderdelen. Dit gebrek aan onderdelen werd mede veroorzaakt door het deviezentekort van Nederland en Nederlands-Indië.
Hierdoor mocht per 1 april 1949 met de SB-25 en de B-25 slechts 15 uur per maand worden gevlogen.

De Indonesische Republiek werd op 27 december 1949 formeel uitgeroepen en ‘t 18e Squadron werd medio juni 1950 opgeheven.
Tussen 1945 en 1950 waren 20 toestellen afgeschreven, zodat er in juni 1950 nog 41 kisten aan de AURI (Angkatan Udara Republik Indonesia) konden worden overgedragen.

IMG 0140

De B-25J Mitchell van de SKHV.

In 1942 staat in Camp Columbia te Australië deze middelzware Mitchell B-25 bommenwerper die eerder bij de ML-KNIL in gebruik was en omgebouwd werd tot een transportvliegtuig voor de Netherlands Oost-Indische Transportdienst (Netherlands East Indies Transport Service (NEITS)). De neus werd afgesloten en de koepels en de gehele bewapening werd verwijderd.
In 1942 staat in Camp Columbia te Australië deze middelzware Mitchell B-25 bommenwerper die eerder bij de ML-KNIL in gebruik was en omgebouwd werd tot een transportvliegtuig voor de Netherlands Oost-Indische Transportdienst (Netherlands East Indies Transport Service (NEITS)). De neus werd afgesloten en de koepels en de gehele bewapening werd verwijderd.
[Ingesloten foto van BeeldBank NIMH. Klik op de foto voor bestel-informatie]
Voorbereidingen voor het maken van een karteringsvlucht door een B-25D Mitchell van het ML-KNIL in Nederlands-Indië.
Voorbereidingen voor het maken van een karteringsvlucht door een B-25D Mitchell van het ML-KNIL in Nederlands-Indië.
[Ingesloten foto van BeeldBank NIMH. Klik op de foto voor bestel-informatie]
Voorbereidingen voor een karteringsvlucht.  De Photo Verkennings Afdeling (PVA) van het ML/KNIL beschikte over enige voor de luchtfotografie omgebouwde North American B-25 Mitchell  middelzware bommenwerpers, aangeduid als FB-25's
"Voorbereidingen voor een karteringsvlucht. De Photo Verkennings Afdeling (PVA) van het ML/KNIL beschikte over enige voor de luchtfotografie omgebouwde North American B-25 Mitchell middelzware bommenwerpers, aangeduid als FB-25's, op Beeldbank NIMH
North American B-25J Mitchell  middelzware bommenwerper van Sq. 18 van de ML/KNIL op de vliegbasis Tjililitan, NOI
North American B-25J Mitchell middelzware bommenwerper van Sq. 18 van de ML/KNIL op de vliegbasis Tjililitan, NOI, op Beeldbank NIMH
Nachtelijke opname van een North American B-25 D Mitchell middelzware bommenwerper van SQ 18 van de ML/KNIL
Nachtelijke opname van een North American B-25 D Mitchell middelzware bommenwerper van SQ 18 van de ML/KNIL, op Beeldbank NIMH
Een formatie North American B-25 J Mitchell middelzware bommenwerpers van het in 1946 geformeerde SQ 16 van de ML/KNIL. De mitrailleurskoepel achter de cokpit werd bij de verbouwing tot
Een formatie North American B-25 J Mitchell middelzware bommenwerpers van het in 1946 geformeerde SQ 16 van de ML/KNIL. De mitrailleurskoepel achter de cockpit werd bij de verbouwing tot "strafer" verwijderd, op Beeldbank NIMH
Opstelling  12,7 mm mitrailleurs  (Colt Browning .050) in de Mitchell bommenwerpoers van de ML/KNIL
Opstelling 12,7 mm mitrailleurs (Colt Browning .050) in de Mitchell bommenwerpers van de ML/KNIL, op Beeldbank NIMH
Een B-25 bommenwerper van de Militaire Luchtvaart van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (ML-KNIL).
Een B-25 bommenwerper van de Militaire Luchtvaart van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (ML-KNIL).
[Ingesloten foto van BeeldBank NIMH. Klik op de foto voor bestel-informatie]
Bemanning staande voor een North American B-25 Mitchell middelzware bommenwerper (N5 squadron, registratie 261) en gereed voor een vlucht van Batavia naar Bandoeng in sept 1946.
Bemanning staande voor een North American B-25 Mitchell middelzware bommenwerper (N5 squadron, registratie 261) en gereed voor een vlucht van Batavia naar Bandoeng in september 1946.
[Ingesloten foto van BeeldBank NIMH. Klik op de foto voor bestel-informatie]
Verblijf en optreden van het 8e (4e) Bataljon Regiment Stoottroepen in Nederlands-Indië. Mitchell B-25 van de Militaire Luchtvaart KNIL met registratie N5-252.
Verblijf en optreden van het 8e (4e) Bataljon Regiment Stoottroepen in Nederlands-Indië. Mitchell B-25 van de Militaire Luchtvaart KNIL met registratie N5-252.
[Ingesloten foto van BeeldBank NIMH. Klik op de foto voor bestel-informatie]