U bevindt zich hier: Home
Nederlandse Modelbouw en Luchtvaartsite
Dutch Modelling and Aviation
Artikelen
Lockheed C.56/C.60 Lodestar
Pagina 1 van 6
Historie
Door het grote succes van de Douglas DC-3 bleek de Lockheed 14 Super Electra eind jaren 30 geen commercieel succes te zijn, ondanks de betere prestaties. De Douglas bleek in gebruik aanmerkelijk economischer te zijn dan de Super Electra.
De Lockheed 18 Lodestar werd ontwikkeld als een antwoord op deze tekortkomingen van de Lockheed 14. De romp werd verlengd met 167,67 centimeter, waardoor er twee extra rijen met stoelen in pasten. Lockheed hoopte hierdoor dat het toestel economisch interessanter zou zijn voor de luchtvaartmaatschappijen.
Het prototype, een verlengde Lockheed 14 Super Electra, vloog voor het eerst in september 1939.
De Lodestar ontving zijn (Amerikaanse) type-certificering eind maart 1940. De extra zitplaatsen droegen flink bij aan de reductie van de kosten per reizigerskilometer, die daarmee op hetzelfde niveau als van de DC-3 uitkwamen.
Desondanks werden er aan Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen ruim 30 stuks verkocht. De DC-3 had al een groot deel van de markt veroverd. Buiten de Verenigde Staten waren verkopen wat beter, zo kocht de ML-KNIL 29 stuks (20 Model 18-40s en negen Model 18-50s afgeleverd)
Er werden verschillende sub-typen van gebouwd, die vooral verschilden in de motoren.
De USAAF en USN waren de grootste afnemers die het toestel als C-60 respectievelijk R5O aanschaften voor troepentransport of parachutisten. Toen de VS in de oorlog werd betrokken, werden civiele toestellen gevorderd en als C-56 in gebruik genomen.
Ook de RAF en RAAF schaften de Lodestar onder Lend-lease voorwaarden aan.
Na een aantal van 625 stuks eindigde de productie in januari 1944. Het laatste toestel was bestemd voor de USAF.
Kawasaki bouwde een verlengde versie als Ki-56, waarvan er 121 stuks dienst deden tot het einde van de oorlog.
Na de oorlog werd het type op grote schaal gebruikt als zakenvliegtuig en er werden ook allerlei aanpassingen bedacht.
Versies.
- Model 18-07:
- met twee Pratt & Whitney Hornet S1E2-G motoren van 875 pk elk; 25 stuks gebouwd plus twee prototype.
- C-56A: één gevorderd toestel met twee Pratt & Whitney R-1690-54 motoren.
- XR5O-1: Eén Model 18-07, ter evaluatie aangeschaft voor USN, uitgerust met twee Wright R-1820-40 motoren van 1200 pk elk.
- R5O-1: Twee stuks voor USN plus één voor US Coast Guard gebouwd; uitgerust met twee Wright R-1820-97 van 1200 pk elk.
- C-56C: Twaalf gevorderd Model 18-07s.
- C-59: Tien stuks voor RAF gebouwd Model 18-07 met twee Pratt & Whitney R-1690-25 Hornet motoren aangeduid als Lodestar IA.
- R5O-2: één exemplaar van de C-59 uitgerust met twee Pratt & Whitney R-1690-25 motoren van 875 pl elk.
- Model 18-08:
- 33 stuks gebouwd, uitgerust met twee Pratt & Whitney Twin Wasp S1C3-G motoren van 1200 pk.
- C-56D: Zeven stuks gevorderd Model 18-08s.
- C-57B : Zeven troepentransport voor USAF .
- Model 18-10:
- 39 stuks gebouwd, uitgerust met twee Pratt & Whitney Twin Wasp S1C3-G motoren van 1200 pk.
- R5O-3 : Drie stuks voor US Navy, oorspronkelijk voor VIP-transport gebouwd met twee Pratt & Whitney R-1830-34A van 1200 pk elk.
- Model 18-14:
- 4 stuks gebouwd, uitgerust met twee Pratt & Whitney Twin Wasp S4C4-G motoren van 1200 pk.
- C-57: Model 18-14 met Pratt & Whitney R-1830-53 motoren van 1200 pk gebouwd voor USAAF
- Model 18-40:
- 26 stuks gebouwd, uitgerust met twee Wright Cyclone G-1820-G104A motoren van 1200 pk.
- C-56B: Dertien stuks gevorderd met twee Wright 1820-97 motoren.
- C-56E: Twee in 1943 gevorderde Model 18-40s.
- Model 18-50:
- 13 stuks gebouwd, uitgerust met twee Wright Cyclone G-1820-G202A motoren van 1200 pk.
- C-56: evaluatie voor USAAF
- Model 18-56:
-
- C-60: 35 stuks van Model 18-56 uitgerust met twee Wright R-1820-87 motoren; een een aantal ging naar de RAF als Lodestar II.
- C-60A: 325 stuks van de C-60, gebouwd voor vervoer van parachutisten.
- C-57C: drie, met andere motoren, Pratt & Whitney R-1830-51, uitgeruste C-60As.
- C-57D: Eén met Pratt & Whitney R-1830-92 uitgeruste C-57C.
- R5O-6: USN versie van de C-60A bestemd voor de US Marines voor vervoer van 18 para's; 35 stuks gebouwd.
- XC-60B: Eén C-60A met experimentele de-icing.
- C-57C: drie, met andere motoren, Pratt & Whitney R-1830-51, uitgeruste C-60As.
- C-60A: 325 stuks van de C-60, gebouwd voor vervoer van parachutisten.
- R5O-4: Twaalf stuks voor US Navy zeven-zits staf-uitvoering met twee Wright R-1820-40 van 1200 pk. 12 stuks gebouwd.
- R5O-5: USN versie met Wright R-1820-40 motoren van 1200 pk elk., verder als de R5O-4, met 14 zitplaatsen; 38 stuks gebouwd plus drie voormalige ML-KNIL-toestellen.
- C-60: 35 stuks van Model 18-56 uitgerust met twee Wright R-1820-87 motoren; een een aantal ging naar de RAF als Lodestar II.
Afmetingen: | |||
Lengte: | 15,19 m | Spanwijdte: | 19,96 m |
Hoogte: | 3,6 m | Vleugeloppervlak: | 51,2 m2 |
Gewichten: | |||
Leeggewicht: | 5300 kg | Max. startgewicht: | 8000 kg |
Prestaties: | |||
Max. snelheid: | - km/u | Stijgsnelheid: | 8 min naar 3000 m |
Kruissnelheid: | - km/u | ||
Vliegbereik: | 2100 km | Plafond: | 7140 m |
Overig: | |||
Motortype: |
Twee Wright Cyclone GR-1820-G104A van 1200 pk |
||
Bemanning: | Vier man | ||
Passagiers | 14 - 18 passagiers |
Afmetingen: | |||
Lengte: | 15,19 m | Spanwijdte: | 19,96 m |
Hoogte: | 3,6 m | Vleugeloppervlak: | 51,2 m2 |
Gewichten: | |||
Leeggewicht: | 5300 kg | Max. startgewicht: | 8000 kg |
Prestaties: | |||
Max. snelheid: | - km/u | Stijgsnelheid: | 8 min naar 3000 m |
Kruissnelheid: | - km/u | ||
Vliegbereik: | 2100 km | Plafond: | 7140 m |
Overig: | |||
Motortype: |
Twee Wright Cyclone GR-1820-G202A van 1200 pk |
||
Bemanning: | Vier man | ||
Passagiers | 14 - 18 passagiers |