Historie
De Albatros D.III werd in 1916 ontwikkeld uit de D.II. Men paste daarbij de anderhalfdekker constructie met V-spijlen van de toen succesvolle Nieuport jagers toe.
Het toestel, aangedreven door een Mercedes D.II van 160 pk, maakte de eerste vlucht in augustus 1916.
In december werden de eerste toestellen operationeel.
Men had het toestel uitgerust met een soortgelijke vleugelconstructie als de toen succesvolle Nieuport jagers, de ondervleugel; was daarbij smaller dan de bovenvleugel.
Al gauw traden problemen op met de ondervleugel, die de neiging had om te torderen.
In februari 1917 werd een modificatie van de ondervleugel aangebracht. De reeds operationele machines gingen daartoe terug naar de fabriek.
Verder bleek de radiator, aanvankelijk in het midden van de vleugel boven de vlieger geplaatst, bij een beschieting de vlieger met hete koelvloeistof te besproeien. Deze werd daarom naar rechts verplaatst.
Albatros bouwde circa 500 stuks in de eigen fabriek te Johannistal. Voorjaar 1917 werd de productie overgebracht naar OAW, Ostdeutsche Albatros Werke. Albatros schakelde namelijk over op de Albatros D.V.
OAW ontving tussen april en augustus 1917 opdracht voor de levering van 840 D.IIIs, verspreid over vijf orders. De OAW-machines hadden een groter, ronder roer dan de Albatros-machines.
Najaar 1916 kreeg de Oesterreichische Flugzeugfabrik AG (Oeffag) een licentie om de Albatros D.III te bouwen.
Oeffag bouwde drie versie van de D.III, series 53.2, 153 en 253. Deze verschilden onderling van motor, een Austroe-Daimler van respectievelijk 185 pk, 200 pk of 225 pk.
Deze motoren gaven het toestel betere prestaties dan de originele Mercedes D.IIIa. De spinner was vaak verwijderd, later werd vanaf de fabriek een nieuwe, meer afgeronde neus geïntroduceerd
De Oeffag-machines waren bewapend met twee 8 mm (.315 in) Schwarzlose mitrailleurs, die echter minder betrouwbaar bleken dan de originele LMG mitrailleurs.Verder werden de toestellen uitgerust met dikkere ribben en flenzen in de ondervleugel, waarmee de problemen met de ondervleugel goeddeels werden opgelost.
Oeffag bouwde uiteindelijk circa 526 stuks.
Afmetingen: | |||
Lengte: | .7,33 m | Spanwijdte: | 9,05 m |
Hoogte: | 2,98 m | Vleugeloppervlak: | 20,5 m2 |
Gewichten: | |||
Leeggewicht: | 661 kg | Max. startgewicht: | 955 kg |
Prestaties: | |||
Max. snelheid: | 165 km/u | Stijgsnelheid: | 4 min naar 1000 m |
Vliegbereik: | 300 km | Plafond: | 5485 m |
Overig: | |||
Motortype: | Eén Mercedes D-III van 160 pk | ||
Bemanning: | Eén vlieger | ||
Bewapening: | Twee vaste, voorwaarts vurende 7,9 mm Spandau LMG 08/15 mitrailleurs |