Historie

De ontwikkeling startte in 1916, toen Frank S. Barnwell begon aan een opvolger van de R.A.F. R.E.8 en van de F.K.8.
Het eerste prototype Type 9 R.2A was uitgerust met een Beardmore van 190 pk, terwijl het tweede prototype een Hispano Suiza van 150 pk had.
Kort daarop verscheen de nieuwe Rolls Royce Falcon motor met een vermogen van 190 pk en de R.2-toestellen werden uiteindelijk niet gebouwd, maar Barnwell ontwikkelde een nieuw toestel, de Type 12 F.2A
Het was een tweezits jachtvliegtuig, dat de eerste vlucht maakte in september 1916.
Het was voorzien van een gesynchroniseerde, voorwaarts vurende .303 inch Vickers mitrailleur en één draaibare Lewis .303 inch voor de waarnemer.
Er werden 52 F.2As gebouwd toen de volgende versie in productie werd genomen, de Type 14 F.2B, die in oktober 1916 de eerste vlucht maakte.
De eerste toestellen waren ook voorzien van de Falcon I of Falcon II motor, maar latere machines waren uitgerust met de Falcon III van 275 pk.
De F.2B had een hogere maximumsnelheid van 198 km/u en ook was een tweede Lewis machinegeweer gemonteerd.

De Rolls Royce motoren waren echter slecht leverbaar en er werd dan ook uitgezien naar een alternatief.
Deze waren echter niet te vinden.
Een aantal machines, aangeduid als Type 15, werd echter uitgerust met de Sunbeam Scarab van 200 pk, deze motor had echter ook de nodige kinderziekten en trilde bijvoorbeeld erg, zodat deze versie niet op grote schaal werd doorgevoerd.
De Bristol Type 16 was uitgerust met een Hispano-Suiza van 200 pk, die een wat betere combinatie was dan de Sunbeam Scarab. Helaas was ook de Hsipano-Suiza slecht leverbaar en was bovendien ook nodig voor de S.E.5A en de Sopwith Dolphin.
De Bristol Type 17, uitgerust met een Hispano-Suiza van 300 pk, kwam pas na het eind van de oorlog in voldoende aantallen beschikbaar.

Andere motoren die werden onderzocht waren de 200 hp RAF 4d van 200 pk, de Wolseley Viper van 180 pk en de Armstrong Siddeley Puma van 230 pk.
Een voorgestelde uitvoering met een stermotor was de Bristol Type 22 F.2C.

Amerikaanse versies.

De United States Army Engineering Division maakte plannen voor het produceren van een versie van de Bristol Fighter uitgerust met de Liberty L-12 motor.
Deze bleek echter te zwaar voor de Bristol, die daardoor erg koplastig werd. Het resultaat was dat er slechts 27 werden gebouwd. Pogingen om de beter geschikte Liberty 8 of Hispano-Suiza van 300 pk aan te schaffen, stuitten echter op politieke en praktische bezwaren.

Na-oorlogse ontwikkelingen

Na de oorlog werd een tweezits versie, de Bristol Type 14 F.2B Mk II, ontwikkeld. Dit toestel was voor zien van een tropen- en woestijn-uitrusting en maakte in december 1919 de eerste vlucht. Er werden er bijna 500 stuks van gebouwd.
De Bristol Type 96 Fighter Mk III en Type 96A Fighter Mk VI hadden structurele versterkingen en er werden er 50 van gebouwd tussen 1926 en 1927.

Surplus F.2Bs werden aangepast voor civiel gebruik, de Bristol Tourer was een F.2B voorzien van een Armstrong Siddeley Puma motor als vervanging van de Falcon en verder waren cockpitkappen aangebracht.

 

Technische gegevens
Afmetingen:
Lengte: 7,87 m Spanwijdte: 12,09 m
Hoogte: 2,97 m Vleugeloppervlak: 37,72 m2
Gewichten:
Leeggewicht: 791 kg Max. startgewicht: 1474 kg
Prestaties:
Max. snelheid: 201 km/u Stijgsnelheid: 6,5 minuten naar 1980 m
Vliegbereik: 3 uur Plafond: 6100 m
Overig:
Motortype: Eén Rolls Royce Falcon III van 275 pk.
Bemanning: Twee man
Bewapening: Eén vaste Vickers plus één/twee draaibare Lewis mitrailleurs; 12 * 9 kg bommen.