Historie
Dit toestel werd in 1915 ontwikkeld uit de C.II als opvolger van de weinig succesvolle AEG C.III en leek uiterlijk ook zeer veel op dit type.
Verschillen waren onder meer de grotere spanwijdte en de andere motor. Opvallend was de wat puntige motorkap en de omhoog stekende uitlaat, die boven de bovenvleugel uitstak.
In 1916 kwamen de eerste toestellen in dienst en het type bleef tot in 1918 in gebruik.
Versies.
Een ontwikkeling was de AEG C.IVN, een nachtbommenwerper, die in 1917 werd geproduceerd. Dit type had een grotere spanwijdte.
Een andere versie was de AEG C.IVA, die was uitgerust met een Argus motor van 180 pk.
Afmetingen: | |||
Spanwijdte: | 13,46 m | Lengte: | 7,15 m |
Hoogte: | 3,35 m | Vleugeloppervlak: | 39 m2 |
Gewichten: | |||
Leeggewicht: | 802 kg | Max. startgewicht: | 1120 kg |
Prestaties: | |||
Max. snelheid: | 158 km/u | Stijgsnelheid: | - m/min |
Vliegbereik: | 450 km | Plafond: | 5000 m |
Overig: | |||
Motortype: | Eén 160 pk Mercedes D.III | ||
Bemanning: | Eén piloot plus één waarnemer/schutter. | ||
Bewapening: | Bommenlast van maximaal 100 kg; Eén voorwaarts vurende vaste Spandau LMG 08/15 mitrailleur; één Parabellum MG 14 draaibaar opgestelde mitrailleur voor de waarnemer. |