In gebruik bij MLD en 320 squadron RAF
In gebruik bij 320 squadron RAF.
In mei 1940 lukte het enige tientallen marinemensen om naar Engeland uit te wijken.
Ook was er het een en ander aan vliegende materieel meegenomen, zoals een aantal Fokker T.VIIIw, torpedobommenwerpers.
Hiermee werd al in juni een 1e en wat later ook het 2e escadrille opgericht en uitgerust met de Fokker T,.VIIIw, het 2e escadrille ontving de AVRO Anson
Mk. I. In augustus 1940 werd de aanduiding van beide eenheden gewijzigd in de officiële 320 (Dutch) en 321 squadron.
Het 321 squadron werd begin 1941 wegens personeelsgebrek opgeheven, personeel en materieel ging over naar 320 squadron.
De Anson werd in de loop van 1941 vervangen door de Lockheed Hudson, in feite een gemilitariseerde Lockheed 14 Super Electra uit 1937.
Dit toestel werd op zijn beurt bij 320 squadron opgevolgd door de North American B-25 Mitchell bommenwerper.
Eind 1942 kwam het voortbestaan van 320 squadron in het geding, mede omdat de operationele dagen van de Hudson waren geteld en vooral ook doordat de personele sterkte voor een operationele zelfstandig en volledig Nederlands squadron te gering was. Echter bij de RNMFS waren inmiddels opleidingen van Nederlandse personeel gestart, die binnenkort voor de noodzakelijk aanvulling zouden kunnen zorgen.
Verder was van hogerhand binnen de RAF besloten dat de Hudsons van 320 squadron naar Afrika zouden gaan. 320 squadron zou dan acht jaar oude Whitleys krijgen. Deze waren speciaal voor onderzeebootbestrijding uitgerust.
Gekeken werd ook naar de materiële uitrusting van het squadron. In eerste instantie werd gekeken naar de Marine-order voor 48 Douglas DB-7C torpedobommenwerpers. Hiervan waren er zes met spoed afgeleverd, maar niet meer ingezet. De resterende 42 toestellen zouden dan voor 320 squadron kunnen worden ingezet als lichte aanvalsbommenwerper.
Door de niet naar wens verlopende productiesnelheid van de Bostons en Havocs was door het MAB (Munitions Assignment Board) de levering/productie van de door Nederland bestelde Bostons uitgesteld, vooral door de productie van verbeterde uitvoeringen van dit type. Een ander nadeel was dat RAF Coastal Command was gestandaardiseerd op torpedobommenwerpers van uitsluitend Britse makelij, de Boston week dus hiervan sterk af. RAF Bomber Command had wel de Boston in gebruik, maar dan als bommenwerper.
Binnen Bomber Command zou echter met het oog op de naderende invasie van het Europese vasteland worden uitgebreid met nieuwe squadrons die met de Mitchell zouden worden uitgerust.
Najaar 1942 werd dit duidelijk bij de Marine-staf en werd door besloten om ook 320 squadron, net als 18 squadron NEI met de Mitchell uit te rusten. Het 18e squadron had van de bestelde 162 toestellen al een aantal toestellen ontvangen.
Het MAB gaf hiervoor wel toestemming, nadat was overeengekomen dat de order voor de DB-7C zou worden geannuleerd. De Mitchells konden van af maart 1943 worden toegewezen.
Wel werd daarbij als voorwaarde gesteld dat deze toestellen conform de RAF specificaties zouden zijn.
Consequentie was verder dat het squadron werd overgeplaatst van Coastal Command naar no. 2 Group van Bomber Command. Een squadron van Bomber Command werd als tegenprestatie overgeplaatst naar Coastal Command.
Eind maart 1943 werd 320 squadron overgeplaatst van RAF Station Methwood, waar al was begonnen met de conversie en training, naar RAF Station Attlebridge .
De FR143 en FR149 arriveerden op 17 maart 1943 bij het squadron, niet lang daarna gevolgd door de FR144 en de FR147.
De FR143/A en FR144/B werden voor instructiedoeleinden gebruikt, de FR149/D kon, net als de FR144 voor solovluchten worden gebruikt.
Eind 1943 werd het squadron ondergebracht in de nieuw geformeerde 2nd TAF, onderdeel van de 8th Air Force.
Voor een uitgebreid verhaal over het 320 squadron verwijs ik u naar de boeken van Gerben Tornij en Nico Geldhof.
Veel van de B-25C-10 toestellen kregen in voorjaar 1944 een wijziging aan de motorbeplating en de uitlaten. Afgaande op fotomateriaal is daarbij de enkele uitlaat vervangen door de later toegepaste kleine uitlaat per cilinder.

[Ingesloten foto van BeeldBank NIMH. Klik op de foto voor bestel-informatie]

[Ingesloten foto van BeeldBank NIMH. Klik op de foto voor bestel-informatie]

[Ingesloten foto van BeeldBank NIMH. Klik op de foto voor bestel-informatie]

[Ingesloten foto van BeeldBank NIMH. Klik op de foto voor bestel-informatie]

[Ingesloten foto van BeeldBank NIMH. Klik op de foto voor bestel-informatie]

[Ingesloten foto van BeeldBank NIMH. Klik op de foto voor bestel-informatie]

[Ingesloten foto van BeeldBank NIMH. Klik op de foto voor bestel-informatie]

[Ingesloten foto van BeeldBank NIMH. Klik op de foto voor bestel-informatie]

[Ingesloten foto van BeeldBank NIMH. Klik op de foto voor bestel-informatie]

[Ingesloten foto van BeeldBank NIMH. Klik op de foto voor bestel-informatie]

[Ingesloten foto van BeeldBank NIMH. Klik op de foto voor bestel-informatie]

[Ingesloten foto van BeeldBank NIMH. Klik op de foto voor bestel-informatie]
In gebruik bij MLD.
Eind 1945 werden voor de wederopbouw van de MLD B-25's aangeschaft uit de surplusvoorraden van de RAF. Men kreeg daartoe oude toestellen van 320 squadron RAF toegewezen.
Hiervan werden vrijwel direct een zevental toestellen gesloopt om een voorraad onderdelen op te bouwen. In de loop van 1947 – 1949 werden nog eens elf toestellen om de zelfde reden gesloopt.
p.m.

[Ingesloten foto van BeeldBank NIMH. Klik op de foto voor bestel-informatie]

[Ingesloten foto van BeeldBank NIMH. Klik op de foto voor bestel-informatie]

[Ingesloten foto van BeeldBank NIMH. Klik op de foto voor bestel-informatie]

[Ingesloten foto van BeeldBank NIMH. Klik op de foto voor bestel-informatie]

[Ingesloten foto van BeeldBank NIMH. Klik op de foto voor bestel-informatie]

[Ingesloten foto van BeeldBank NIMH. Klik op de foto voor bestel-informatie]