De Klu ontving van verschillende kanten de T-33; Van België werden acht toestellen voor een periode van een aantal jaren geleend; er werden elf stuks overgenomen van de USAF, er zijn er nog eens vijf overgenomen van de VS, die echter zijn gesloopt voor onderdelen en het grootste deel, 44 stuks werden overgedragen in het kader van MDAP (Mutual Defense Assistance Program). Eén van de RT-33A’s , de M-103 was afkomstig van de Turkse Luchtmacht.
De T-33A werd voornamelijk gebruikt als trainingsvliegtuig bij aanvankelijk 313 squadron op Volkel en later bij de Transitie VliegOpleiding op Woensdrecht en Twenthe werden gebruikt.
Fotoverkenners
De overgang van de fotoverkennersversie van de RF-84E Thunderjet naar de Republic RF-84F Thunderflash werd door de VS een te grote stap geacht, reden om als voorproefje de Lockheed RT-33 te verstrekken.
Zodoende heeft het Nederlandse fotoverkenningssquadron, 306 squadron, ruim twee jaar gebruik gemaakt van de RT-33A.
In september 1953 ontving het 306 squadron te Volkel zijn eerste vliegtuigen, de F-84G Thunderjet. Dit nieuwe squadron had als taak verkenning, zowel visueel als met foto’s.
In november 1953 werden proeven genomen met een K20 camera in de linker tiptank van een F-84E. Deze proeven verliepen succesvol, zodat begin 1954 de F-84G werd vervangen door de F-84E met aangepaste tiptanks.
In september 1954 werd 306 squadron voor een kleine twee maanden gestationeerd op de Duitse basis Bückeburg. Rond die tijd was ook duidelijk geworden dat de Thunderjet verouderd was.
306 squadron zou worden uitgerust met een heuse fotoverkenner, de RF-84F Thunderflash.
Ter voorbereiding ontving het squadron in augustus 1955 twee Lockheed RT-33 fotoverkenners.
Deze kregen de codes TP-19 en TP-20, daar de Thunderflashes de codes TP-1 tot met TP-18 zouden ontvangen.
De RT-33A had vier camera’s in de neus, drie K18 en één K22 camera, die een hele verbetering vormden ten opzichte van de ene K20 camera van de Thunderjet.
In principe diende de vlieger eerst een aantal vlieguren op de RT-33A te maken, alvorens over te stappen naar de Thunderflash.
Na twee jaar was het squadron volledig overgeschakeld op de RF-84F Thunderflash en waren de RT-33’s overbodig geworden. Intussen was nog een derde RT-33A aan het squadron toegewezen.
De Thunderflashes zijn toen vooral voor operationele fotovluchten ingezet en de RT-33A voor externe fototaken, bijvoorbeeld, fotograferen van ijsgang of van de deltawerken.
Vanaf eind 1957, toen 306 squadron was overgeplaatst naar vliegbasis Deelen, werd tevens besloten dat het squadron alleen operationeel fotowerk zou verrichten. Er werd eind 1958 een apart onderdeel opgericht voor het uitvoeren van de overige foto-opdracht, de Basis Fotovlucht Deelen.
Bij dit onderdelen waren een aantal Piper Cubs, Harvards en de drie RT-33As ingedeeld.
Omdat de toestellen niet meer bij een operationeel squadron waren ingedeeld, kregen ze hun M-registraties terug op de neus.
De FotoVlucht viel verder onder CTL. Bij CTL werden alle toestellen gecamoufleerd, dus ook de toestellen van de FotoVlucht weden gecamoufleerd.
In 1968 werd de Fotovlucht opgeheven. Bij de RT33 waren echter al veel eerder, namelijk in 1963 de fotocamera’s verwijderd en werden de toestellen alleen nog gebruikt als eenpersoons trainer en ingedeeld bij de TVO op Woensdrecht.
In de loop van de jaren zestig werd ook de camouflage weer verwijderd en werden de toestellen weer zilverkleurig gespoten.
De TP-19 (M-101) had op 24 januari 1959 een noodlanding gemaakt op de Hoge Veluwe. Het toestel was nog goed te repareren, maar is toch gesloopt ten behoeve van reserveonderdelen waaraan toen gebrek was.