In 1977 kwam de eerste Westland Lynx in Nederlandse dienst.
Het toestel moest de Agusta-Bell 204 (I)UH-1 opvolgen en was van de lichtere “Wal”-versie, de UH-14A, waarvan er zes werden aangeschaft en was uitgerust met radar en kon ook torpedo’s meevoeren. Voornaamste taak van dit type was opleiding en daarnaast transport en OSRD opdrachten.

N84 03 18

Westland UH-14A Lynx 265 tijdens reddingsdemonstratie op Open Dag Luchtmacht, september 1984 op vliegbasis Soesterberg.

De eerste toestellen werden aanvankelijk ingedeeld bij het in september 1976 opgerichte Britse 700 squadron gebaseerd op RNAS Yeovilton. Dit squadron had een evaluatietaak. Er werden uiteindelijk 39 MLDers opgeleid en twee MLD-machines ingedeeld, de 260 en 261.
In mei 1977 werd de Nederlandse inbreng beëindigd en werden de twee toestellen overgebracht naar De Kooy. Het squadron werd in december van datzelfde jaar ontbonden.
De UH-14A werd ingedeeld bij VSQ 7 op marinevliegkamp De Kooy bij Den Helder en doet dienst als transporthelikopter, OSRD en ook voor opleiding van vliegers.

In 1979 kwam de eerste onderzeebootbestrijder in dienst, Lynx Mk.27, MLD-aanduiding SH-14B. Deze, zwaardere uitvoering was voorzien van actieve Alcatal DUAV-4A sonar installatie en was (toen als enige helikopter) geschikt voor “single pilot operations”. Lynx is namelijk uitgerust met AFCS (= Automatic Flight Control System). Dit stabilisatiesysteem handhaaft de ingestelde hoogte als automatische ondersteuning van de piloot en is vooral erg nuttig gebleken bij SONAR-operaties.
Het AFCS wordt ondersteund door de Doppler-radar voor de horizontale positionering. Een nadeel van Doppler is dat het niet werkt bij een gladde zee.

N86 02 18

Westland UH-14A Lynx 268 op de Static Show tijdens Open Dag Luchtmacht, juli 1986 op vliegbasis Eindhoven.

Dit is de reden dat de PHALANX-uitvoering werd uitgerust met GPS.
De SH-14B, waarvan er tien werden besteld en ingedeel bij VSQ 860, werd bestemd als boordhelikopter voor de nieuwe S-fregatten en volgde de Westland UH-12 Wasp boordhelikopters op.
De sonar was onder de romp aangebracht. Een groot verschil was verder de zwaardere motor en de zwaarder uitgevoerd transmissie. Ook was het onderstel zwaarder uitgevoerd.

Later kwamen nog acht stuks Mk.81, MLD-aanduiding SH-14C, uitgerust met een Texas Instruments AN/ASQ-81(V)2 MAD systeem, in dienst. Deze had.d.en weer andere motoren dan de beide voorgaande versies. De MAD-installatie werd aan de de rechtersponson bevestigd.
Dit Magnetic Anomaly Detection system kan duikboten opsporen door middel van verstoringen in het aardmagnetisch veld. De Lockheed Orions waren ook uitgerust met dit systeem.
Omdat het nodig is dat min of meer recht boven de onderzeeër moet worden gevlogen om deze te detecteren, moet deze eigenlijk al tevoren worden opgespoord. De marine had in gedachten om dit met passieve sonoboeien te doen of door de SH-14B en de SH-14C in paren op te laten treden.
Hiervoor zou aanvankelijk een vierde type van de Lynx worden aangeschaft, maar door de voortschrijdende aanvalstechniek van de duikboten, die raketten van grotere afstand konden afvuren, is het daar niet meer van gekomen. De Lynx had verder een te beperkt vliegbereik en omdat het systeem in de praktijk niet bleek te voldoen, werd medio jaren tachtig de MAD installatie verwijderd.
Vijf SH-14C’s kregen voorzieningen voor de inbouw van een sonar-installatie zoals bij de SH-14B.

Alle drie de typen konden worden uitgerust met een hoist, bij de UH-14A zat deze aan de achterzijde van de deuropening, bij de beide andere typen aan de voorzijde.
Voor de veiligheid waren de toestellen uitgerust met een tweetal floatation gears die aan de beide sponsons waren bevestigd.

In mei 1979 werd voor test-doeleinden het zogenaamde BET (BoordLynx Evaluatie en Testgroep) opgericht. Dit team had als doel om alle limieten van de Lynx bij gebruik als boordhelikopter vast te stellen. In mei 1980 maakte de eerste Lynx SH-14B een deklanding op een Nederlands marinefregat.

Technische problemen.

De Lynx is ontworpen als een zeer wendbare en ook snelle helikopter. Deze wendbaarheid was nodig om de luchtafweer goed te kunnen ontwijken en voor de manoeuvres tussen vaak heen en weer zwaaiende schepen. Het rotorsysteem is daartoe star uitgevoerd.
Een groot nadeel is dat trillingen aan de rest van het toestel worden doorgegeven, waardoor dit voor de elektronische apparatuur nogal eens problemen opleverde. Aanvankelijk werd deze elektronica dan vervangen, maar na enige tijd kwam goede apparatuur beschikbaar om de rotorbladen goed te balanceren en werd zo het probleem van de trillingen verholpen

Een ander probleem was van logistieke en onderhoudstechnische aard en was een direct gevolg van verschillende gebruikte uitvoeringen en met name de toegepaste verschillende typen motoren.
Verder bleken in de praktijk grote verschillen in vlieguren per type te ontstaan. De UH-14A, met transport- en opleidingstaak maakt erg veel uren, terwijl dat in veel mindere mate het geval was met de SH-14B/C modellen.

D1992128

Een Westland SH-14C, 279 met 'toned down'opschriften, gefotografeerd tijdens Airshow MLD 75 jaar, juni 1992 op vliegkamp Valkenburg.

D1992043

Een Westland Lynx met jubileum kenmerken, gefotografeerd tijdens Airshow MLD 75 jaar, juni 1992 op vliegkamp Valkenburg.

 

Detacheringen.

In 2000 werden twee toestellen, de 278 en 264 voorbereid ten behoeve van VN-missie naar Eritrea..
Ze kregen een lichte pantsering en UN-kenmerken. Ze waren tussen november 2000 en juni 2001 in Eritrea. Ze waren niet voorzien van een VN-serienummer.

In 2003 werden nogmaals twee toestellen uitgezonden, ditmaal gingen de 277 en 276 in november 2003 naar Liberia. Later werd de 270 als vervanger van één van beide toestellen gestuurd. In April 2004 keerden de toestellen weer terug.
Ze had.d.en een UN-serienummer toegewezen gekregen, de 277 was 151 en 276 de 152.
Op de staart was de VN-vlag aangebracht, het UN-serienummer met de tekst UNITED NATIONS op een wit vlak op de staart boom en verder, vlak voor de rozet de letters UN op een groot vierkant wit vlak.

Modificaties.

In de ruim dertig jaar dat de Westland Lynx in Nederlandse dienst is zijn er verschillende modificaties uitgevoerd.
De SH-14B/C had.d.en aanvankelijk een kleinere VHF/UHF antenne onder de staart, later waren ze uitgerust met de grotere antenne zoals de UH-14A ook al had.

PHALANX

In de zomer van 1990 brak de (eerste) Golf-oorlog uit. Nederland zond ter ondersteuning een aantal marineschepen met Lynx helikopters.
De fregatten Hr. MS Pieter Floris, met twee Lynx helikopters, de 268 en 283 aan boord en de Hr MS Witte de With , een luchtverdedigingsfregat
Het aan boord brengen van mariniers met behulp van de lier bleek een tijdrovende en lastige klus. Na enige tijd werd dan ook het door de Engelsen gebruikte “fast-rope”systeem getest en later in gebruik genomen.
Een probleem vormde ook de hitte van zo’n 38 °C, waardoor de motoren ruim 20% minder vermogen leverden.
Op basis van de ervaringen werden twee andere toestellen, de 274 en 280 aangepast en geschikt gemaakt voor Anti Surface Warfare. Deze toestellen gingen aan boord van de Hr MS Philips van Almonde medio november 1991 naar de Golf.
Zo werd een GPS (Trimpock .13210-0). aangebracht, herkenbaar aan de witte antennedop halverwege de staart en een FLIR System Model 2000A onder de linker deuropening aangebracht en een Dalma Victor AN/APR-39 RWR (Radar Warning Receiver) (zichtbaar aan de antenne op de neus en aan de antenne in het witte gedeelte van de romprozet).
Verder werd een opstelling met een MAG 7.62 mm mitrailleur in de rechter-deuropening aangebracht.
Voor landing van mariniers werd een Fast rope gemonteerd.
Later werd ook nog een Ferranti AWAR-3 op de machines aangebracht.
Andere toestellen kregen daarnaast ook nog een Chaff- en Flare dispenser M130 onder de staart gemonteerd; onder andere de SH-14B 268.

STAMOL (Standaardisatie en Modernisering Lynx).

De problemen met vlieguren en onderhoud bleken dermate groot, dat werd besloten om de Lynx op te waarderen tot één standaardtype: het zogenaamde STAMOL-project. Dit project liep van 1991 tot 1993.
Vanaf 1994 weden de rotorbladen vervangen door de eerder genoemde BERP-bladen.

De eerste stap was de standaardisatie van de motoren en er werden Rolls-Royce GEM 42 turbines ingebouwd.
Zestien toestellen werden uitgerust met de Alcatel Dipping Sonar, de overige zes toestellen kregen slechts de voorzieningen ingebouwd.
Verder werd een UHF radio-installatie aangebracht, RWR, FLIR Systems Inc 2000HP FLIR, Trimble Type 2200 GPS en een nieuwe radar hoogtemeter.
Verder werden geen wijzigingen aangebracht zoals bijvoorbeeld bij de Engelse Lynx HMA.8, de MLD-toestellen hield bijvoorbeeld de originele staartrotor.

De Lynx van de MLD werd medio jaren negentig voorzien van kunststof hoofdrotorbladen, de zogenaamde "CMRB" = Composite Main Rotor Blades.
Westland stopte met de productie van de originele, metalen bladen en leverde alleen nog de kunststof bladen. Deze bladen, "BERP" ontwerp (BERP = British Experimental Rotor Programme), onder meer herkenbaar aan het verbrede, enigszins gebogen uiteinde.
Bij toepassing van deze bladen werd door Westland voorgeschreven om het horizontaal staartvlak te modificeren. Er werd circa 45 cm afgehaald en de achterrand werd voorzien van een opstaande rand, "Gurney-flap", van circa 2 cm hoog.

IMG 0098

Een Westland SH-14D, 264 van de MLD gefotografeerd tijdens een Open Dag Luchtmacht, juni 2007 op vliegbasis Volkel.

N03 02 03

Een Westland SH-14D, 271 van de MLD gefotografeerd tijdens een Open Dag Luchtmacht, juni 2003 op vliegbasis Twenthe.

IMG 1171 V2

Een Westland SH-14D, 265 van de MLD gefotografeerd, september 2007 op marine vliegkamp De Kooy.

IMG 1191

Een Westland SH-14D, 265 van de MLD gefotografeerd, september 2007 op marine vliegkamp De Kooy.

 

IMG 1330

De aangepaste staart van een Westland SH-14D van de MLD gefotografeerd, september 2007 op marine vliegkamp De Kooy.

 

MidLife Modernisation (MLM).

Enkele jaren geleden was één van de toestellen aan zijn technisch berekende levensduur van 7000 vlieguren.
Het toestel, de 270, werd buiten dienst gesteld en ging naar Westland voor inspectie.
De constructie bleek nog in goede staat te zijn en het toestel onderging groot onderhoud zodat het nog 1000 uur mee kon.
Later hebben nog een zestal Lynxen en mogelijk meer kisten een dergelijk MLM ondergaan, vooral omdat de levering van de opvolger van de Lynx, de NH-90 flink vertraging heeft opgelopen.

Op moment van schrijven is de planning dat in 2010 de levering daadwerkelijk op gang komt.

Medio 2008 is het Defensie Helikopter Commando opgericht waarin alle helikopters van Defensie zijn ondergebracht, dus onderdeel van de Koninklijke Luchtmacht, deze heeft nu ook de Westland Lynx als uitrusting. De Marine Luchtvaart Dienst is toen in feite opgeheven.

Op 11 september 2012 is de Westland Lynx definitief buiten dienst gesteld, zie onder andere Afscheid Lynx op Facebook en Lynx in Nederlandse dienst